Laatst werd ik zó getriggerd door een opmerking dat het voelde alsof er iets in mij explodeerde. Niet een beetje geïrriteerd, maar echt: alles in mij stond in vuur en vlam. De woorden raakten iets ouds, iets diep vanbinnen. En waar ik normaal gesproken de boel ‘netjes’ had gehouden, voelde ik nu de behoefte om te schreeuwen, te stampvoeten, te huilen. Alleen… ik zat op een verjaardag. Omringd door mensen. Me daar laten gaan voelde ook niet als een optie.

Dus ik deed iets wat ik normaal niet zou doen: ik rende naar buiten. Letterlijk. De kamer uit, het park in. Even alles achter me laten. Even alleen zijn. Geen mening, geen blikken, geen ruis. Na twee minuten kwam ik bij zinnen. Alsof ik van een afstand naar mezelf keek. Wat dóe ik eigenlijk? Maar het bracht me rust. Rust die ik nodig had om weer terug te kunnen keren.

En toch… eenmaal terug sloeg de vlam weer in de pan. De ander wilde het uitpraten, maar ik kon het nog niet. Mijn lijf stond nog steeds in standje ‘aanval’. Wat was er aan de hand?

Door mijn opleiding tot kindertolk en het lezen over overdracht en tegenoverdracht, vielen er puzzelstukjes op hun plek. De ander projecteerde onbewust haar eigen oude pijn op mij. Zonder het te weten, maakte ze mij tot symbool van een tekortgeschoten ouder. En ik? Ik kaatste terug. Mijn eigen onvervulde kindpijn barstte naar buiten, met verwijten als: “Wie denk je wel niet dat je bent? Moet ik nou weer voor jou zorgen? Wanneer wordt er eens aan mij gedacht?”

Het was makkelijker om boos te worden dan mijn verdriet te voelen. Makkelijker om te oordelen dan om echt te voelen wat er in mij geraakt werd. Die muur van boosheid voelde veiliger dan de kwetsbaarheid daaronder.

Wat ik ontdekte, is dat er voor en achter het scherm iets anders speelt. Voor het scherm zie je iemand die zich inhoudt, probeert de harmonie te bewaren, doet alsof het goed gaat. Maar achter dat scherm? Daar zit een boos meisje. Een kind dat ruimte wil voor haar eigen gevoel. Dat eindelijk wil dat iemand voor haar zorgt — en dat vooral zélf mag doen.

De boosheid is er nog steeds. Soms heftig, soms stilletjes aanwezig. Maar waar het eerst voelde als iets wat me overnam, voelt het nu steeds vaker als kracht. Omdat ik het durf toe te laten. Omdat ik het leer herkennen en ik door dit bewustzijn kan benoemen wat er gebeurt in mij. Steeds beter het lastige gesprek aan kan gaan. Zonder mijzelf te verliezen.

Soms moet je eerst rennen om stil te kunnen staan. Om ruimte te geven aan wie je werkelijk bent.

Dus ja: FEAR betekent soms “Forget Everything And Run”
En soms: “Face Everything And Rise”

Allebei zijn oké.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *